Zomerakkoord Michel I: vennootschapsbelasting is aangename trendbreuk

Er is al heel wat inkt gevloeid over het zomerakkoord dat premier Charles Michel (MR) zowat tien dagen geleden met zijn Zweedse coalitie heeft bereikt. “Koterij”, “Donnant-donannt”, “geen visie op de lange termijn” … De commentaren gaan van neutraal tot vernietigend. Alsof ook deze federale regering niet volgens de wetten van de Wetstraat zou handelen. Toch verdient het zomerakkoord alvast op één punt zonder meer lof: de hervorming van de vennootschapsbelasting. Omdat voor het eerst sinds lang een Belgische regering voor de meest zuivere oplossing – een verlaging van het nominaal tarief – kiest én ze de rekening van deze hervorming niet bij de kleine vennootschappen en de kmo’s legt. Daarmee is het werk nog niet af, maar is wel al een eerste belangrijke stap gezet.

Een onvermijdelijke hervorming: de nieuwe dimensie in de internationale fiscaliteit
De Belgische vennootschapsbelasting is versleten. Dat geldt overigens voor de ganse Belgische fiscaliteit, zowel de federale als die van de gemeenschappen en de gewesten en de lokale besturen. De Belgische vennootschapsbelasting is versleten omdat de internationale context waarin de vennootschapsbelasting speelt, grondig is gewijzigd. Daar waar tot voor de financiële en economische crisis – en dan vooral de budgettaire die erop volgde – fiscale concurrentie tussen landen en continenten het ordewoord was, is sinds dat kantelmoment helemaal anders. De leden van de OESO hebben via BEPS (Base Erosion and Profit Shfiting) afspraken gemaakt om fiscale concurrentie aan banden te leggen. De Europese Commissie heeft dat nog eens dunnetjes overgedaan met ATAD (Anti-Tax Avoidance Directive). En sinds de Panama Papers en Lux Leaks en alles dat eventueel nog zal volgen, laten ook grote en internationale bedrijven zich liever niet langer associëren met fiscale optimalisatie. Het water stroomt niet langer naar het laagste punt.

De nichemaatregelen uitgewerkt – België als muurbloempje?
Voor België is deze ontwikkeling een groter probleem dan voor de meeste andere landen. In de nieuwe dimensie wordt het nominale tarief immers zowat het enige verkoopargument. BEPS en ATAD leggen immers heel wat schema’s aan banden die weliswaar het nominale tarief ongemoeid laten, maar door een drastische reductie van de belastbare basis (“base erosion” , vandaar BEPS) tot een belachelijk laag effectief tarief leiden. Heel wat landen die al een la(a)g(er) nominaal tarief hadden, zoals Nederland, Luxemburg, Ierland … hebben al aangekondigd te onderzoeken of een verdere verlaging mogelijk is. Ocharme België met zijn nominaal tarief van 33,99%. Zowat het hoogste ter wereld …

Bovendien was de fiscale concurrentiepositie van België de afgelopen 15 tot 20 jaar gestoeld op zogenaamde nichemaatregelen zoals de notionele intrestaftrek, de aftrek voor octrooi-inkomsten, de excess profit ruling en dies meer. Allemaal maatregelen die vooral bruikbaar waren voor grote en internationale bedrijven. Zij konden hun belastbare basis en dus hun effectieve belastingdruk reduceren tot bijna 0. De kmo daarentegen, die zweette peentjes door de vermaledijde 33,99%. Er was wel het verlaagd opklimmend tarief maar per saldo was de impact beperkt.

Door BEPS en ATD, maar bijvoorbeeld ook door de duurzaam lage rente, zijn de meeste van die nichemaatregelen echter anachronismen geworden. Met als gevolg dat ook voor de grote ondernemingen het tarief van 33,99% steeds meer begint te knellen.

Eindelijk een daling van het nominale tarief en aandacht voor de kmo
Vanaf de aanvang der werken was het dan ook duidelijk dat alleen een verlaging van het nominale tarief een echte, duurzame oplossing was en de impuls die onze vennootschapsbelasting nodig had. Geen nichemaatregelen meer en geen schimmige ruling. Gewoon een lager tarief op een zo min mogelijk verbreedde belastbare basis. En de werken hebben na zowat een jaar ook effectief tot zo’n hervorming geleid. Het nominaal tarief zal zakken tot 25% in 2020. En voor de kmo-vennootschappen wordt het bestaand verlaagd opklimmend tarief omgevormd tot een verlaagd tarief van 20% op de eerste 100.000 euro winst. Hiermee is alvast een degelijk begin gemaakt. De volgende regering(en) (kan)(kunnen) dan eventueel nog verder sleutelen aan het nominaal tarief. O ja, de aanvullende crisisbelasting van 3% (vandaar ons wat vreemde nominale tarief van 33,99%: 33% + 3% ACB) wordt eindelijk afgeschaft. Ze zal net iets meer dan 25 jaar hebben bestaan.

Wat deze hervorming echt bijzonder (historisch) maakt, is de manier waarop de lusten en de lasten verdeeld worden. De 20% op de eerste 100.000 euro winst is een echte impuls voor de kmo. Misschien niet per se of niet alleen omwille van de lagere belastingdruk, maar ook omdat de vennootschapsbelasting eenvoudiger wordt. En dat is voor kmo-ondernemers die liever ondernemen dan uit te vlooien welke fiscale maatregel er nog voordeel kan bieden, een hele verademing. We gaan van een “bonnetjes-fiscaliteit” naar een fiscaliteit waarbij rechtstreeks de prijs verlaagd wordt. Gedaan met bonnetjes knippen dus. En tijd en focus op ondernemen.

Maar niet alleen de verdeling van de lusten is goed voor de kmo. Ook de verdeling van de lasten. Het zomerakkoord maakt immers een einde aan de toestand waarbij vooral kmo-ondernemers hun belastingdruk zien stijgen. Di Rupo verhoogde de roerende voorheffing en de belasting op bedrijfswagens om de begroting te stutten. Michel heeft de roerende voorheffing ook verhoogd, maar een deel daarvan komt nu tenminste terug naar de kmo-ondernemers. En voor wie er vroeger al bij was, is het bekend dat Verhofstadt de hervorming in 2002, waarbij het nominaal tarief daalde van 39 naar 33%, betaalde door een belasting in te voeren op de rug van ondernemers die hun vennootschap vereffenden. Een liquidatiebelasting die overigens door Di Rupo nog verder werd verhoogd. En door Michel gelukkig weer verlaagd.

De melkkoeien krijgen weer ademruimte
Met deze hervorming zet Michel een eerste, belangrijke stap naar een ondernemersvriendelijke fiscaliteit. En dat is belangrijk. Niet alleen omdat de belastingverhogingen van de afgelopen jaren steeds minder budgettair rendement en steeds grotere negatieve effecten hadden (impact op het ondernemerschap). Maar ook omdat het aantoont dat alvast deze regering beseft hoezeer en hoeveel zelfstandige ondernemers en kmo’s bijdragen aan deze samenleving. Of zoals een voormalig Belgisch eerste minister het zou zeggen: “In dit land zijn de limieten van de fiscale druk op het zelfstandig ondernemerschap bereikt”.